Wanneer een belanghebbende een bestuurlijke boete van de fiscus aanvecht bij de rechter dan spelen details vaak een doorslaggevende rol. Zo ook in de zaak die leidde tot het arrest van het gerechtshof Den Bosch van 16 maart 2022. In die zaak had belanghebbende een vragenbrief ontvangen van de fiscus aangaande de door hem ingediende aangiften omzetbelasting over een aantal jaren. De belanghebbende in kwestie beantwoordde de vragen niet maar diende suppleties in over deze jaren. De fiscus legde naheffingsaanslagen op conform de ingediende suppleties. Bovendien legde de fiscus bestuurlijke boetes op (ex artikel 67f Algemene wet inzake rijksbelastingen).
Belanghebbende verzette zich tegen de opgelegde boetes. Het bewijs van de beboetbare gedraging (lees: het indienen van een onjuiste aangifte) was namelijk volledig door hem zelf geleverd middels de suppleties. En dat is in strijd met het nemo-teneturbeginsel, het beginsel dat niemand mag worden gedwongen mee te werken aan zijn eigen beboeting / veroordeling (HR 24 september 2021, NTFR 2021/3308).
In de procedure voor de rechter probeerde de fiscus de stellingen van belanghebbende te pareren door te betogen dat de fiscus de bedoeling had gehad niet op basis van artikel 67f Algemene wet inzake rijksbelastingen (indienen onjuiste aangiften) maar op basis van artikel 10a Algemene wet inzake rijksbelastingen jo. artikel 15 lid 2 Uitvoeringsbesluit OB 1968 (te laat indienen suppletie) te beboeten. De rechtbank volgde de fiscus hierin en liet de boetes in stand. Het gerechtshof passeerde dit verweer en vernietigde de boetes.
Mijn commentaar bij het arrest is recentelijk verschenen in het Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht. Lees hier het commentaar.