De verlengde navorderingstermijn en de vrije markt: een ongelukkig huwelijk.

Morgen verschijnt in het Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht mijn commentaar bij de conclusie van Advocaat-Generaal Ijzerman omtrent de vraag of en zo ja hoe de verlengde navorderingstermijn in het successierecht zich verhoudt tot de regels aangaande het vrije verkeer van kapitaal in de Europese Unie. 

 

Het vrije kapitaalverkeer en de verlengde navorderingstermijn voor buitenlands vermogen vormen een ongelukkig huwelijk. Het fiscaal anders behandelen van geld op een buitenlandse bankrekening botst immers frontaal met hetgeen de vrije markt voor kapitaal en arbeid beoogt. Reeds in 2009 heeft het Hof van Justitie te Luxemburg overwogen dat de verlengde navorderingstermijn in beginsel een verboden beperking inhoudt . Het betreft echter wel een gerechtvaardigde beperking.  Volgens het Hof van Justitie verzetten de regels aangaande het vrije kapitaalverkeer zich er namelijk niet tegen dat lidstaten een langere navorderingstermijn toepassen wanneer spaartegoeden en inkomsten uit deze tegoeden worden verzwegen en de belastingautoriteiten geen aanwijzingen over het bestaan ervan hebben op basis waarvan zij een onderzoek kunnen instellen (X en Passenheim-Van Schoot, HvJ 11 juni 2009, zaken C-155/08 en C-157/08). 

 

In latere rechtspraak is het Hof van Justitie ingegaan op de relatie tussen de verlengde navorderingstermijn en de zogenoemde standstillbepaling. In onderhavige zaak doet de belanghebbende een beroep op de regels omtrent genoemde standstillbepaling. De Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad meent dat belanghebbende op dit punt gelijk heeft. Echter, leidt dat er niet toe dat zijn beroep gegrond dient te worden verklaard. Uit de zaak Welte (HvJ 17 oktober 2013, zaak C-181/12) volgt namelijk dat hoe dan ook dient te worden onderzocht of een eventuele beperking van het vrije verkeer van kapitaal kan worden gerechtvaardigd. En die rechtvaardiging bestaat, zoals volgt uit X en Passenheim-Van Schoot. Bovendien heeft de inspecteur voldaan aan de zogenoemde voortvarendheidseis (HR 26 februari 2010, nrs. 43050bis en 43670bis). Op deze overwegingen valt weinig af te dingen.

 

Benieuwd naar het gehele commentaar of behoefte aan overleg in een specifieke situatie? Neem gerust contact op met kantoor.