Op vrijdag 17 augustus 2018 heeft de belastingkamer van de Hoge Raad een interessant arrest gewezen aangaande de zogenaamde omkering van de bewijslast vanwege het niet doen van de vereiste aangifte.
Wat was het geval? Belanghebbende exploiteerde samen met zijn partner een restaurant. Vast stond dat op een 12-tal dagen de omzet van het restaurant werd verzwegen. De Belastingdienst legde navorderingsaanslagen op, waarbij werd uitgegaan van nog (veel) meer verzwegen omzet. Tegen deze navorderingsaanslagen stelde de belastingplichtige bezwaar, beroep en hoger beroep in. In deze procedures stelde de Belastingdienst zich op het standpunt dat de bewijslast diende te worden omgekeerd en verzwaard zodat de Belastingdienst kon volstaan met het schatten van het (verzwegen) inkomen van de belastingplichtige. Volgens de Belastingdienst mocht omkering van de bewijslast plaatsvinden gelet op het verschil tussen het te betalen bedrag aan belasting ingevolge de aangifte enerzijds en het te betalen bedrag aan belasting ingevolge de bevindingen van de Belastingdienst anderzijds. Gelet op dit verschil was namelijk geen sprake van het doen van de vereiste aangifte, aldus de Belastingdienst.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden was het oneens met dit standpunt en besliste dat de bewijslast niet mocht worden omgekeerd. Namens de Belastingdienst stelde de staatssecretaris beroep in cassatie in tegen het arrest van het hof. Op vrijdag 17 augustus 2018 verwierp de Hoge Raad dit cassatieberoep.
Waarom is dit arrest interessant? Omdat de Hoge Raad er bewust voor kiest zijn eerdere criteria - aangaande de omkering van de bewijslast vanwege het niet doen van de vereiste aangifte - niet te wijzigen of aan te scherpen. Dit ondanks het feit dat de advocaat-generaal bij de Hoge Raad vroeg om aanscherping.
Wat betekent dit arrest voor de rechtspraktijk? Dit betekent dat omkering van de bewijslast vanwege het niet doen van de vereiste aangifte nog steeds alleen kan plaatsvinden wanneer sprake is van een relatief en absoluut omvangrijk bedrag dat aan belasting is verzwegen. Of daarvan sprake is moet aan de hand van de normale regels van bewijslastverdeling worden beoordeeld. Bovendien moet de belastingplichtige zich ervan bewust zijn geweest dat hij een relatief en absoluut omvangrijk bedrag niet heeft aangegeven. Harde ondergrenzen – zoals minimumpercentages of minimumbedragen aan niet geheven belasting – geeft de Hoge Raad niet.
Uit het arrest van 17 augustus 2018 volgt dat een bedrag van € 715,68 aan verzwegen belasting niet hoeft te leiden tot omkering van de bewijslast vanwege het niet doen van de vereiste aangifte.
Omkering en verzwaring van de bewijslast leidt voor belastingplichtigen tot een ongelijke strijd tegen de Belastingdienst. Het arrest is voor de rechtspositie van belastingplichtigen dan ook erg welkom.
Meer weten over dit arrest en de gevolgen ervan? Bekijk hier het arrest of neem contact op met kantoor voor overleg in uw situatie.